Anton Pavlovich Tsjechov (1860-1904) werd geboren in Taganrog in het zuiden van Rusland. Zijn zeer streng religieuze vader had een winkel, waar Anton als kind vaak moest helpen en zijn overgrootvader was een slaaf geweest, die zichzelf had vrijgekocht. Tsjechov begon met het schrijven van korte verhalen toen hij 19 jaar was. Gedurende zijn hele leven schreef hij er honderden. Hij had zichzelf hierin opgelegd dat deze verhalen niet langer dan 1000 woorden mochten zijn. Het schrijven zag hij echter als iets dat hij erbij deed. Het was zijn ideaal om arts te worden en dus ging hij medicijnen studeren. Gedurende zijn opleiding tot arts, van 1879 tot 1884, schreef hij zeer veel verhalen, die verkocht werden aan diverse kranten. Op deze manier voorzag Tsjechov in zijn levensonderhoud en dat van zijn familie, want de winkel van zijn vader was failliet gegaan. Na zijn artsenopleiding bleef hij tot zijn dood steeds verhalen schrijven.
             Aan het einde van de jaren tachtig begon hij met het schrijven van toneel. De vier bekendste stukken van Tsjechov (wordt ook vaak geschreven als Chekhov) zijn: De Meeuw (1896), Oom Wanja (1899), Drie Zusters (1901) en De Kersentuin (1904).
             Hij zette zich af tegen 'overacting' en probeerde zo objectief en naturel mogelijk te schrijven. Hij zei hierover: "A writer should be as objective as a chemist". Hij verwachtte bovendien ook van zijn acteurs dat die zijn teksten zo min mogelijk zouden 'spelen'.
             De Beer is geschreven in 1888 en behoort tot zijn vroege werken.
             Die vroegere stukken, die hij begin jaren '90 schreef, waren vaudeville-achtige comedys die gebaseerd waren op de gelijknamig korte verhalen die hij schreef. In deze werken begon hij de grens tussen komedie en drama te vervagen. Tsjechov had een ambivalente houding tegenover kunst als enerzijds een heilig mysterie en anderzijds als plat amusement.
             Keywords Family Relationships, Love, Mother-Son Relationship, Ordinary Life, Suffering, Suicide,...